S – Vandaag lazen we Lucas 24 met onder andere het verhaal van de Emmaüs gangers. We vinden dan in vers 16: “Maar hun ogen waren bevangen, zodat zij Hem niet herkenden“.
O – Zij waren, heel begrijpelijk, erg bezig met hun eigen sores. Zo zeer zelfs, dat ze hier helemaal door in beslag genomen werden. Dat blijkt wel uit wat ze de Heer Jezus vertellen als Hij ze er om vraagt.
En dan, vanaf vers 25, legt Jezus ze uit, vanuit de Schriften, waarom Hij zo had moeten lijden; “En Hij begon bij Mozes en bij al de profeten en legde hun uit, wat in al de Schriften op Hem betrekking had” (vers 27). Jezus begint bij Mozes (de eerste vijf Bijbelboeken) en gaat via “al de profeten” (het tweede deel van de Joodse Schriften – wet, profeten en geschriften) “al de Schriften” door.
Aan de hand van al de Messiaanse profetieën (bij de Joden zeker bekend) legt Hij hen uit wat er was gebeurd. Hieronder waren vast de profetieën aangaande de “profeet als Mozes” (Deut. 18:15-18), de “lijdende Knecht des Heren” (Jes. 53), de “Zoon van David” (Mat. 12:23) en de “Zoon des mensen” (Dan. 7:13-14).
We kunnen hier zien dat het belangrijk is om de hele Schrift te lezen. Niet alleen die delen die we mooi of leuk vinden. Het leven van de Heer Jezus is alleen goed te begrijpen in het licht van de gehele Schrift, en andersom, de hele Schrift is pas goed te begrijpen aan de hand van het Leven van de Heer Jezus.
In vers 31 zien onze vrienden dat ook: “En hun ogen werden geopend en zij herkenden Hem; en Hij verdween uit hun midden“. Zij kregen als het ware een vooruitblik, waarvoor anderen nog moesten wachten op de uitstorting van het Leven van Jezus (de Heilige Geest).
A – Hoe vaak zijn onze ogen niet bevangen? Hoe vaak gebeurt het niet dat we pas – en soms veel – later kunnen zien dat God in ons leven werkzaam was? Het is niet voor niets dat Hij ons oproept ons geen zorgen te maken voor de dag van morgen.
Zorgen maken voor morgen doe je automatisch als je naar het verleden blijft kijken met een mismoedig hart. Als je in mineur blijft hangen. Het gebod om je geen zorgen te maken is een gebod tot vertrouwen. God is er altijd! Onze trouwpsalm (23) heeft ons er vaak doorheen geholpen: “Zelfs al ga ik door een dal van diepe duisternis, ik vrees geen kwaad, want Gij zijt bij mij“!
Wij kunnen wel het gevoel hebben dat we door het dal gaan, Hij is er bij! Altijd!
P – Vader, wilt U onze ogen openen voor uw werk in ons leven? Help ons U te zien Heer, zodat we kunnen vertrouwen op U in plaats van ons te concentreren op onze dagelijkse moeilijkheden. Help ons ook Pappa om trouw te zijn in het lezen van “al de” schriften. Dank U Abba, dat U dat zult doen!