Thyatira: Hou vast aan wat je hebt, totdat Ik kom!

Inleiding
De vierde brief wordt geadresseerd aan Thyatira. Van Thyatira weten we niet zo veel, toch krijgt deze gemeente de langste brief. In Thyatira vonden we veel nijverheid, met name in purperververijen. Lydia de purperverkoopster (Handelingen 16:14-15) was waarschijnlijk een soort vertegenwoordigster van de handel uit Thyatira, die in Macedonië werkte. 

Schrijf aan …
… de engel van de gemeente in Thyatira: Dit zegt de Zoon van God, Die ogen heeft als een vuurvlam en voeten als blinkend koper:
In elk “Schrijf aan” vinden we een echo van de beschrijving uit hoofdstuk 1. In dit geval vinden we een beschrijving die – met het beeld van “ogen als een vuurvlam” aangeeft dat Jezus alles doorziet, ook onze zonden; en dat aan Hem de kracht van het oordeel is gegeven in het beeld van “voeten als blinkend koper“. Dit beeld komt uit komt (1:14b-15a). Het woord onder “blinkend koper“, is “chalkolibanōi”, hetgeen een nu niet meer bekende metaallegering aanduidt. Dat verklaart ook de gevarieerde wijze waarop dit woord wordt vertaald: “brons“, “koperbrons“, “burnished brass” en “Golderz“. Deze legering werd waarschijnlijk in Thyatira gemaakt. Het is goed mogelijk dat Jezus hiermee heeft willen aangeven dat Hij Die het oordeel over de volken zal voltrekken Iemand is Die niet ver bij hen vandaan staat.

Ik ken uw werken …
…, de liefde, het dienstbetoon, het geloof, uw volharding en uw werken, en ook dat de laatste meer zijn dan de eerste.
Deze gemeente wordt geprezen om haar werken in geloof, hoop (volharding) en liefde – zie ook de drieslag in de brief van Paulus aan de gemeente in Korinthe. Hieraan wordt toegevoegd de naastenliefde uit de brief van Jakobus. De gemeente wordt ook geprezen omdat ze in die werken niet stilstaat, maar dat ze groeit in haar bediening! Immers zegt Jezus dat “de laatste [werken] meer zijn dan de eerste“. Met andere woorden, de gemeente groeit in dienstbetoon, ze groeit in liefde, ze groeit in volharding / hoop en ze groeit in geloof.
Maar Ik heb tegen u …
Maar Ik heb enkele dingen tegen u: dat u de vrouw Izebel, die van zichzelf zegt dat zij een profetes is, ongemoeid haar gang laat gaan om te onderwijzen en Mijn dienstknechten te misleiden, zodat zij hoererij bedrijven en afgodenoffers eten. En Ik heb haar tijd gegeven, opdat zij zich van haar hoererij zou bekeren, maar zij heeft zich niet bekeerd. Zie, Ik werp haar te bed met hen die overspel met haar plegen, in grote verdrukking, als zij zich niet bekeren van hun werken. En haar kinderen zal Ik door de dood ombrengen, en alle gemeenten zullen weten dat Ik het ben Die nieren en harten doorzoek, en Ik zal u geven eenieder naar uw werken.
Er is een vrouw in de gemeente, en die wordt door de gemeente getolereerd, die zich een profetes noemt en op die manier veel invloed weet te vergaren. Ze haalt mensen over om zich zonder enige reserve over te geven aan heidense gebruiken, want, zo leerde zij volledig in lijn met de leer van de gnostici: je kunt je gerust aan het kwade overgeven als je hart er maar niet bij betrokken is… We kunnen haar dus rekenen tot de al eerder genoemde Nikolaïeten. Zij meenden dat mensen, juist door het leren kennen van de “diepten van de satan“, daarboven zouden kunnen komen te staan. De profetes wordt treffend aangeduid met de naam Izebel, de heidense vrouw van koning Achab, die haar man en het volk overhaalde om de Baäl te dienen. Ongetwijfeld wist Johannes haar echte naam, maar hij omschrijft haar als iemand van wie Izebel het prototype was.

Niet alle gemeenteleden gaven zich aan deze leer over, toch wordt de gehele gemeente aangesproken, omdat men dit toelaat zonder handelend op te treden. Ze laten haar begaan. De zonden waar het over ging, van afgoderij en ontucht, hingen waarschijnlijk samen met feesten van de gildes in de stad. Er waren christenen die kennelijk dachten deze ‘vrije’ levensstijl best met hun christenzijn te kunnen verenigen, omdat men – met de gnostici – dacht dat lichamelijke, vleselijke daden de geest toch niet konden besmetten. Deze brief geeft aan dit dit soort compromissen zonden zijn.
Deze vrouw en haar kinderen zijn al een keer eerder gewaarschuwd (“Ik heb haar tijd gegeven“). Nog heeft Hij geduld, maar daar komt wel een keer een eind aan. Het oordeel dat wordt aangezegd is opgeschort “opdat zij zich van haar hoererij zou bekeren“. Dit is een illustratie voor Gods liefde en geduld, zelf voor de ergste zondaars. Haar ‘kinderen’, die in de aanzegging van dit oordeel worden betrokken, staan waarschijnlijk voor haar naaste volgelingen, want ze worden apart genoemd van “hen die overspel met haar plegen“.
Hier zit iets tijdloos in. Hoe vaak zien we ook tegenwoordig niet dat mensen zich bedrinken, en zich overgeven aan alles wat de wereld te beden heeft en daar allerlei uitvluchten, excuses en rechtvaardigingen voor weten te geven? Ook in onze tijd is dit gedrag blijkbaar toegestaan, omdat zovelen zich er aan te buiten gaan. Het hangt kennelijk samen met de acceptatie van een gang van zaken die als onvermijdelijk wordt ervaren. Voor ons geldt echter: “Maar gij geheel anders: gij hebt Christus leren kennen” (Efeze 4:20, NBG51).
En hoe vaak zien we tegenwoordig ook niet dat mensen zichzelf buiten het gezag van welke gemeente dan ook tot profeet of profetes verklaren en hele hordes mensen – ook uit onze gemeenten – op sleeptouw nemen met wat vaak onbijbelse dwaalleren zijn? Vaak door zeer eenzijdige belichting van bijbelteksten en niet gehinderd door enige kennis omtrent bijbeluitleg laten zij Gods Woord ‘buikspreken’ en pikken alleen die teksten er uit die in hun straatje te pas komen.
Het zal niet onbestraft blijven, zo veel is duidelijk, “alle gemeenten zullen weten dat Ik het ben Die nieren en harten doorzoek“. De almacht des Heren zal overduidelijk zijn en iedereen zal weten dat het de Here is die heeft geoordeeld, Hij de de nieren en de harten doorzoekt. ‘Nieren en harten’ staan voor de zetels van de gevoelens en het verstand – zeg maar de ziel van de mens. Niet is voor Hem verborgen.
Laten wij ons rein en onbesmet van de wereld bewaren, en zo goed als wij kunnen deze foute leringen uit onze gemeenten weren!
Raadgevingen / bemoediging
Maar Ik zeg tegen u, en tegen de overigen in Thyatira, voorzover zij deze leer niet hebben en zij, zoals zij dat noemen, de diepten van de satan niet hebben leren kennen: Ik zal u geen andere last opleggen dan deze: Houd vast aan wat u hebt totdat Ik kom.
De opmerking over “ de diepten van de satan” kunnen een aanhaling zijn van de profetes, of een ironische opmerking van Johannes, bijvoorbeeld omdat zij het over de diepten van God heeft en hij dat als dwaling bestempelt. Vergaande pretenties over individuele openbaringen omtrent de diepten van de wijsheid van God zijn eigen aan profeten en profetessen, en zeker aan hen die vanuit de gnostiek opereerden. Men verklaarde zichzelf daarmee tot een elitaire groep die unieke openbaringen kreeg die ‘gewone’ gelovigen niet hadden.

Tegen degenen die nog niet in de dwaling gevallen zijn spreekt Jezus bemoedigende woorden. Hen zal geen “andere last” – geen ander gebod – worden opgelegd. De Here legt hen niets anders op dan de leefregels die zij al kennen (“houd vast aan wat u hebt“), zich te onthouden van het eten van bloed en het verstikte en zich verre te houden van hoererij. In dit concrete geval ook van afgodendienst en het eten van offervlees. 
Wie overwint … 
En wie overwint en wie Mijn werken tot het einde toe in acht neemt, hem zal Ik macht geven over de heidenvolken. En hij zal hen hoeden met een ijzeren staf – zij zullen als kruiken van een pottenbakker verbrijzeld worden – zoals ook Ik die macht van Mijn Vader heb ontvangen. En Ik zal hem de morgenster geven.
Wie mijn werken … in acht neemt” is een uitdrukking die twee begrippen combineert: Zijn geboden bewaren en Zijn werken doen. De “werken van de Heer” worden door Zijn discipelen op aarde gedaan, en staan tegenover de daden van de profetes. Het gaat om het gedrag van de gelovigen. De belofte van “macht over de heidenvolken” komt uit Psalm 2:8. De gelovige die volhardt zal mogen delen in de heerschappij van Christus zoals die ook verder in Psalm 2 wordt beschreven. Ook de uitdrukkingen over de kruiken, en het stukslaan ervan komen uit Psalm 2:9.
Een ster (vaak de morgenster) samen met een scepter werden gezien als een symbool van de macht. In de Joodse traditie was de morgenster vaak geassocieerd met de Messias (vergelijk ook 22:16). Dit is daarmee een wat lastige uitdrukking. Waarschijnlijk wordt bedoeld dat – bij de wederkomst – Jezus Zijn hemelse heerlijkheid, Zijn Messiaanse status, meedeelt aan elke overwinnende gelovige.
Wie oren heeft … 
“…, laat hij horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt.
Zie de brief aan Smyrna.
Prayer – Vader dank U voor Uw helderheid. Dank U voor het aanwijzen van zovele dingen waar wij omheen moeten lopen. Dank U voor Uw geweldige beloften! Dank U dat U ons belooft dat we met U zullen heersen in het Koninkrijk!
AMEN! De Heer is onze Koning, Hij is betrouwbaar! 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Meer informatie over hoe uw reactiegegevens worden verwerkt.