Dit is de vierde blog in een serie waarin ik het boek “de geestelijke mens” van Watchman Nee zal samenvatten. – volgende keer: Het Vlees en Redding.
De dood kwam de wereld binnen door de val van de mens. De dood komt altijd door de zonde. Zie Romeinen 5:12. Daar staat dat “door één mens de zonde de wereld is binnenkomen“. Adam zondigde en bracht de zonden in de wereld. En verder dat “door de zonde de dood” (is binnengekomen). De dood is onveranderlijk het gevolg op de zonde. En zo is “de dood tot alle mensen doorgegaan” of “overgedragen op”, “tot alle mensen doorgedrongen”. De dood is doorgedrongen tot de geest, de ziel en het lichaam. Daarom is het noodzakelijk dat de mens Gods leven ontvangt. De mens kan niet worden omgevormd, of hersteld, want de dood is onherstelbaar. Eerst moet de zonde worden geoordeeld, voordat er redding uit de dood kan zijn. En dat is nou precies waarin de redding van de Heer Jezus voorziet!
De mens die zondigt moet sterven. Geen dier of engel kan die straf dragen. Alleen de mensheid kan de mensheid verzoenen. Maar omdat in de mensheid zonde aanwezig is, kan de eigen dood voor de mens geen verzoening zijn. De Heer Jezus kwam en nam de menselijke natuur op Zich, opdat Hij plaatsvervangend zou worden geoordeeld. Als Plaatsvervanger onderging Hij alle straf en offerde Zijn leven voor velen. Daarom schrijft de Bijbel “wie in Hem gelooft komt niet in het oordeel” (Joh. 5:24).
Toen het Woord vlees werd (Joh. 1:14) nam Hij alle vlees in Zich op. Zoals de handeling van één mens, Adam, de handeling van de hele mensheid vertegenwoordigt, zo vertegenwoordigt ook het werk van één mens, Christus, het werk van allen. Adam was het hoofd van de mensheid, alle mensen zijn uit hem voortgekomen. Op dezelfde manier is de Heer Jezus het hoofd van een nieuwe mensheid, waar wij door een nieuwe geboorte lid van worden. Omdat de mensheid moest worden geoordeeld, leed de Heer Jezus in Zijn geest, ziel en lichaam voor de zonden van de mensheid.
Laten we eens stilstaan bij Zijn lichamelijk lijden. De mens zondigt door zijn lichaam. Daarom moet zijn lichaam de ontvanger van de straf zijn. En wie kan de diepten peilen van Jezus’ lichamelijk lijden aan het kruis? Zie ook Psalm 22:17 en Zacharia 12:10 (“Hem, Die zij doorstoken hebben“). Hij had de macht aan het lijden te ontkomen, maar offerde toch Zijn lichaam, geen moment terugdeinzend, totdat “alles was volbracht” (Joh. 19:28). Pas toen gaf Hij de geest (vers 30).
Maar niet alleen Zijn lichaam, ook Zijn ziel moest lijden. De ziel is de zetel van zelf-bewustzijn. Jezus wilde geen verdoving en weigerde dan ook de beker wijn met mirre (die Hem als verdoving werd aangeboden). Hij wilde Zijn bewustzijn niet verliezen. Hij dronk liever de beker die Hem door God werd gegeven, dan de beker die Zijn bewustzijn kon wegnemen. Kruisiging was een grote schande, die bijvoorbeeld werd toegepast bij weggelopen slaven. Een slaaf had geen bezit en geen rechten. De Heer Jezus nam de plaats van een slaaf in en werd gekruisigd. Ook in Zijn naaktheid was schande, de soldaten namen Zijn kleding weg (Joh. 19:23 – Ps. 22:19). Niemand, maar dan ook niemand, kan de diepten peilen van het lijden in Jezus’ ziel aan het kruis. En omdat Jezus de vloek en de schande van het kruis droeg, zal iedereen die in Hem gelooft, niet meer vervloekt en tot schande gemaakt worden.
Maar ook Jezus’ geest heeft onvoorstelbaar geleden. De geest immers stelt ons (en ook Hem) in staat om gemeenschap met God de Vader te hebben. Jezus’ geest was met de Heilige Geest verbonden in volmaakte eenheid. Hij was nooit alleen. “Die mij gezonden heeft, is met Mij” (Joh 8:16,29). En toch, toen hij aan het kruis hing riep Hij uit: “mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?” (Mat. 27:46). Zijn geest werd plotseling van God afgescheiden. Diepere eenzaamheid en verlatenheid is niet voor te stellen. Hij gehoorzaamde de Vader en toch werd Hij in de steek gelaten, niet om Hem, maar ten bate van anderen. Hij was van eeuwigheid al één met de Vader (“Ik en de Vader zijn Één” – Joh. 10:30). Zijn mens-wording kon hier geen verschil in aanbrengen. Alleen de zonde kon die scheiding tot stand brengen, de zonde van anderen. Deze geestelijke vaneenscheiding heeft Hij doorstaan, opdat onze geest tot God terug zou kunnen keren. In deze verlatenheid werd Hij ook door de boze geest van satan gehoond (Psalm 22:12-14). Zo moest Zijn geest omgaan met zowel de door-God-verlatenheid als met de hoon van demonen.
Nu is onze zondige menselijkheid volledig geoordeeld, omdat zijn vonnis werd voltrokken in de zondeloze menselijkheid van onze Plaatsvervanger, de Heer Jezus. Door geloof zijn wij Zijn kinderen (Joh. 1:12) en met Hem verbonden. “Zo is er dan nu geen veroordeling voor hen, die in Christus Jezus zijn” (Rom. 8:1). Het kruis is de plaats waar wij naar geest, ziel en lichaam volkomen zijn geoordeeld. Het is door deze dood en opstanding van de Heer Jezus dat de Heilige Geest van God in staat is om ons weer deelachtig te maken aan de Goddelijke natuur.
Iedereen, die het kruis aanvaardt, en Jezus daarmee erkent als zijn Redder en Verlosser, zal daarmee wedergeboren worden door de Heilige Geest en het leven van de Heer Jezus ontvangen.
Wedergeboorte
De opvatting van de wedergeboorte in de Bijbel spreekt van een proces van overgang vanuit de dood naar het leven. Ervoor is de geest van de mens als dood voor God en niet in staat contact met Hem te hebben. Deze mens wordt òf bestuurd door zijn ziel, òf door zijn lichaam met haar lusten en begeerten.
De geest van de mens moet tot leven worden gewekt omdat zij doodgeboren is. Dat is dan ook de wedergeboorte waar de Heer Jezus met Nicodemus over spreekt: de wedergeboorte van de geest. Ze is niet lichamelijk, zoals Nicodemus dacht en ook niet een wedergeboorte van de ziel. De wedergeboorte waar het Woord van spreekt brengt Gods leven in onze geest. Hij heeft zich met ons verbonden en wij zijn dan ook met Hem verbonden in Zijn dood, het is daarom dat wij in onze geest voor het eerst het opstandingsleven ervaren. Het gebeurt binnen in onze geest, er is op dat moment geen relatie met onze ziel of met ons lichaam. Het feit dat de mens een geest heeft die verbonden is met ziel en lichaam maakt hem uniek in het universum. De ziel is niet direct met God verbonden; het is de geest van de mens die zich verbindt met God. En God is Geest, ieder die Hem aanbidt moet Hem daarom aanbidden in de geest. Alleen geest kan Geest aanbidden. Zie Rom. 1:9, 7:6, 12:11, 1Kor. 2:10-16, Joh 4:23,24, Phil. 3:3, Opb. 1:10.
Gods handelen met de mens gaat altijd door zijn geest alleen. Daarom is het voor ons zo noodzakelijk dat onze geest voortdurend in een goede reine en levende relatie van eenheid met God leeft. Onze geest mag op geen moment worden verstoord door de verlangens van onze ziel. Zodra dat gebeurt doet de dood haar intrede weer en zal de eenheid met God worden beschadigd of teniet gedaan. Dat wil niet zeggen dat onze geest weg is, maar wel dat ze haar verheven positie dan weer afstaat aan de ziel. Dat gebeurt telkens wanneer onze inwendige mens acht slaat op de aanwijzingen van onze uitwendige mens, hij verliest dan contact met God en blijft als dood achter.
Het leven van de niet-wedergeboren mens wordt bijna helemaal geleid door zijn ziel. Het kan vol zijn van angst, blijdschap, verrukking, nieuwsgierigheid, verbazing, schaamte, etc. Of hij kan vervuld zijn van idealen, bijgelovigheden, vragen, analyses, etc. Ook kan hij bewogen worden door verlangen naar macht, erkenning, positie, roem, kennis, eigenmachtig optreden. Al deze zaken zijn slechts uitingen van de functies van de ziel: wil, verstand en emotie. Wedergeboorte kan hier nooit uit voortkomen! Zich strafwaardig of schuldig voelen of tranen vergieten brengen ons geen behoudenis. Belijdenis, beslissing en andere religieuze handelingen kunnen nooit en zullen nooit uitgelegd worden als wedergeboorte. Ideeën, gevoelens en keuzes kunnen niet als meester dienen en zijn voor behoudenis van ondergeschikt belang. De Bijbelse wedergeboorte vindt op een veel dieper niveau in de mens plaats. Niet in zijn lichaam, niet in zijn ziel, maar in zijn geest, waar hij dan Gods leven ontvangt door de Heilige Geest.
Voor de wedergeboorte heeft de ziel van de mens de controle over zijn geest. De ziel is het leven van het lichaam geworden. Na de wedergeboorte heerst de Heilige Geest over de geest van de mens die daarmee wordt toegerust om de controle over de ziel te herwinnen en via deze weg door de ziel het lichaam weer te besturen. De geest van de mens is nu het leven van het hele wezen van de mens geworden. Zo wordt ten tijde van de wedergeboorte Gods oorspronkelijke bedoeling hersteld in de volgorde geest, ziel en lichaam.
Wat moet de mens doen om wedergeboren te worden? God beschouwt de dood van de Heer Jezus als de dood van alle mensen. De mens moet zijn geloof in de praktijk brengen door zichzelf – geest, ziel en lichaam – toe te wijden aan de eenheid met de Heer Jezus. Hij moet de dood van de Heer Jezus rekenen als die van hemzelf en de opstanding van de Heer Jezus als zijn eigen opstanding. Door dat te doen wordt hij met Hem verenigd in Zijn dood en opstanding en ontvangt hij eeuwig leven (Joh. 17:3) – hetgeen geestelijk is – tot wedergeboorte.
Nu is het zo, dat de plaatsvervangende dood van de Heer Jezus en het door ons mede-gestorven zijn wel kunnen en moeten worden ònderscheiden maar niet mogen worden gèscheiden. Als iemand gelooft in de dood van de Heer Jezus als zijn Plaatsvervanger, dan is hij al verenigd met de Heer Jezus in Zijn dood (Rom. 6:2). Voor mijzelf geloven in het plaatsvervangend werk van Hem is ook geloven dat ik in Hem gestraft ben. De straf die de zonde mij gaf was de dood (Rom. 6:23), maar de Heer Jezus stierf die dood voor mij, daarom ben ik in Hem gestorven. Er is geen andere manier voor onze redding!
Door het geloof waarmee een zondaar gelooft in Jezus’ plaatsvervangende dood, ook voor hem persoonlijk, wordt hij met Jezus verenigd en is hij “in Hem”. Al zou iemand zich alleen zorgen maken over de straf voor de zonde en niet om de kracht ervan, is zijn verenigd zijn met de Heer het gemeenschappelijk bezit dat hij deelt met alle gelovigen. Zij die nog niet geloven hebben geen deel aan Hem.
Vereniging met de Heer Jezus in Zijn kruisiging en dood is onze positie na de wedergeboorte. En “als wij zijn samengegroeid met hetgeen gelijk is aan Zijn dood, zullen wij het ook zijn met hetgeen gelijk is aan Zijn opstanding” (Rom. 6:5). Dus als wij dat geloof hebben, dan is onze positie ook die van met Hem opgestaan zijn! En hoewel we dat misschien nog niet ten volle ervaren, heeft God ons toch levend gemaakt met Christus en hebben wij het nieuwe leven in de opstandingskracht van de Heer Jezus verkregen. DAT is wedergeboorte.
We moeten oppassen dat we van de wedergeboorte geen ervaring maken. De opstanding met de Heer Jezus is niet een ervaring die aan de wedergeboorte vooraf gaat, of een ervaring die zelf de wedergeboorte is. Het Woord zegt dat een ieder die gelooft in de Heer Jezus als zijn Plaatsvervanger wedergeboren is (Joh. 1:12-13). Behoud is uit het geloof, niet uit ervaring.
Ten tijde van de wedergeboorte ontvangen we onze nieuwe positie, gekruisigd en opgestaan met Hem. We mogen dit niet met ervaring verwarren. Misschien zijn we nog steeds zwak en onwetend. Toch zijn we door God in deze volmaakte positie geplaatst. Wie geaccepteerd is in Christus, is net zo acceptabel als Christus. Dit is een positie. Deze positie kan ons brengen tot de ervaring van onze wedergeboorte. Zelfs al zou iemand de opstandingskracht van Christus totaal niet uit eigen ervaring kennen, toch is hij dan door zijn geloof samen met Christus levend gemaakt.
Nog een zaak die we moeten bekijken in verband met de wedergeboorte is de volgende. Ons is in de wedergeboorte veel meer ten deel gevallen dan hetgeen we in Adam voor de zondeval hadden. Voor die val bezat Adam een geest; toch was deze geschapen door God, niet Gods eigen, ongeschapen leven dat werd getypeerd door de boom des levens. Er was geen leven-relatie tussen Adam en God. Wij echter zijn door onze nieuwe positie uit God geboren. Wij hebben daarom wel een rechtstreekse leven-relatie met Hem. Hoe de geest van de mens in zijn niet-wedergeboren staat zal leven hangt af van hoe de mens Gods volgorde beschouwt en welke keuze hij maakt. Wedergeboorte herstelt niet alleen Gods volgorde van geest, ziel en lichaam; zij verschaft de mens ook het bovennatuurlijke leven van God, dat Hij in de boom des levens al van den beginne voor ons klaar had liggen.
Dit is wedergeboorte: “De gevallen en verduisterde geest van de mens wordt levend gemaakt door bekrachtigd te worden door de Heilige Geest tot het aanvaarden van Gods leven“.
De basis voor de wedergeboorte is het kruis (Joh. 3:14-15). Het eeuwige leven (Joh. 3:16) is het leven van God in de geest van de mens. Dit is leven van God, dat niet kan sterven. Daaruit volgt dat iedere wedergeborene eeuwig leven heeft.
We ontvangen dan ook van God een onvervreemdbare positie van eeuwig leven. Deze positie kan nooit meer worden herroepen. De positie is namelijk niet afhankelijk van wat wij hebben gedaan, noch van wat we ermee zullen doen, het is een pure gave van God. Het ontvangen van deze positie is het startpunt van een Christelijke levenswandel, het minimum voor een gelovige. Zij die nog niet hebben geloofd en deze positie nog niet hebben ontvangen zijn nog als dood voor God, hoe slim, religieus, zedelijk of ijverig ze ook zijn. Wie Gods leven niet heeft, is dood.
Voor wedergeborenen zijn er enorme mogelijkheden om te groeien. Wedergeboorte is een duidelijke, eerste stap op het pad van geestelijke ontwikkeling. Het ontvangen leven is volmaakt, maar het moet nog volwassen worden. Het is als een vruchtbeginsel. volmaakt, maar nog niet rijp. De Heilige Geest is in staat om de persoon tot volmaakte overwinning over ziel en lichaam te brengen.
Twee soorten Christenen
Paulus verdeeld Christenen in 1Kor. 3:1 in twee groepen: geestelijke en vleselijke Christenen. Een geestelijk Christen is een wedergeboren persoon in wiens geest de Heilige Geest het voor het zeggen heeft. Wat wordt nu bedoeld met “vleselijk”? De Bijbel gebruikt dit woord om het leven en de waarde van de niet-wedergeboren mens te beschrijven. Het is een term voor alles wat uit zijn gevallen ziel en zondige lichaam voortkomt (Rom. 7:19). Een vleselijk Christen is dus iemand die wedergeboren is en Gods leven heeft, maar die in plaats van het vlees te overwinnen, overwonnen is door het vlees. Een vleselijk Christen is iemand die wel Gods leven heeft ontvangen, maar die zijn ziel en zijn lichaam nog volgt in de zonde. Alleen als iemand groeit in genade, voortdurend beheerst door de geest, kan de redding in hem geheel worden bewerkt. In het offer op Golgotha en in de opstanding is volmaakte redding beschikbaar in de wedergeboorte van zondaren en is volledige overwinning op de oude schepping mogelijk geworden.