Waarom vieren wij kerst?

Bron: airbrushportretten.nl

David Morse, een Amerikaanse missionaris in India, was daar goede vrienden geworden met de parelduiker Rambhau. Vele avonden bracht hij door in Rambhau’s hut terwijl hij hem voorlas uit de Bijbel en hem Gods grote verlossingsplan probeerde uit te leggen.

Rambhau vond het fijn om te luisteren naar Gods Woord, maar telkens wanneer de missionaris hem zover probeerde te krijgen om Jezus als zijn Verlosser aan te nemen, dan schudde hij zijn hoofd en zei: “Jouw christelijke weg naar de hemel is te makkelijk voor mij. Ik kan dat gewoon niet accepteren. Als ik ooit op deze manier toegang zou krijgen in de hemel, dan zou ik mij maar een bedelaar voelen die er alleen maar ingelaten was uit medelijden. Ik kan dan wel trots zijn, maar ik wil het gewoon verdienen, dus ik wil er gewoon voor werken.

Niets wat de missionaris zei, scheen enig effect te hebben op de beslissing van Rambhau, en zo gingen een aantal jaren voorbij. Op een avond echter, hoorde hij een klop op de deur en toen hij de deur opende stond Rambhau daar.


“Kom binnen, lieve vriend.”, zei Morse “Nee”, zei de parelduiker. “Ik zou graag willen dat je eventjes met mij meekwam naar mijn huis, Sahib, ik wil je graag iets belangrijks laten zien. Zeg alsjeblieft geen nee, en kom even met mij mee.” “Natuurlijk ga ik met je mee”, antwoordde de missionaris.

Toen ze vlak bij Rambhau’s huis waren, zei Rambhau: “Over een week ga ik werken aan mijn plaats in de hemel. Dan vertrek ik naar Delhi en ik ga daar naartoe op mijn knieën.“


“Man! Dat kun je niet menen! Het is vijftienhonderd kilometer naar Delhi, en je zou geen huid op je knieën houden, en je gaat vast bloedvergiftiging of lepra krijgen!”
“Nee, ik moet ècht naar Delhi”, antwoordde Ranbhau ferm, “ en de onsterfelijken zullen mij ervoor belonen. Het lijden zal zoet zijn, want het voorziet in een plaats in de hemel voor mij.”

“Rambhau, mijn vriend, dit kan ik je toch niet laten doen, wetende dat Jezus al heeft geleden en gestorven, en daarmee al heeft voorzien in een plaats in de hemel voor jou!” Maar de oude man was niet te vermurwen. “Jij bent mijn liefste vriend op deze aarde, Sahib Morse. Door al de jaren heen stond je mij bij in ziekte, in nood…er waren tijden dat je zelfs mijn ènige vriend was. Maar zelfs jij kan mij niet afhouden van mijn verlangen om de eeuwigheid te verdienen…: ik moet naar Delhi.”

Eenmaal binnen, in de hut, nam Morse plaats in de stoel die Rambhau ooit eens voor hem gemaakt had, en waarin hij hem zo vaak uit de Bijbel had voorgelezen. Rambhau verliet de kamer om even later terug te komen met een klein kistje. “Ik heb dit kistje al jaren”, zei hij, “ en ik bewaar er maar èèn ding in. Ik zal je er nu over vertellen. Ik had ooit een zoon…” “Een zoon! Rambhau, waarom heb je mij dat nooit eerder verteld?”

“Nee, Sahib, ik kon het niet.” De ogen van de oude duiker werden vochtig toen hij dit zei. “Je weet dat ik snel zal vertrekken, en wie weet of ik ooit terug zal keren?

Mijn zoon was ook een duiker. Hij was de beste parelduiker langs de hele kust van India. Hij kon het snelste duiken en had de scherpste ogen, de sterkste armen en een langere adem dan ieder andere duiker die ooit naar parels heeft gezocht.

Wat een vreugde bracht die jongen mij! Je weet dat de meeste parels kleine gebreken hebben die alleen voor het kennersoog te zien zijn, maar mijn zoon droomde altijd over het vinden van de perfecte parel…zoals nog nooit een parel was gevonden. En op een dag vond hij die! Maar hij was toen eigenlijk al te lang onder water geweest…

De parel koste hem zijn leven, Sahib.”

De oude man boog zijn hoofd en voor een kort moment schudde zijn lichaam, maar er kwam geen geluid. “Al deze jaren”, ging hij verder, “heb ik deze parel bewaard, maar nu ga ik, om niet meer terug te keren en aan jou mijn vriend wil ik graag deze parel geven.

Hij opende de slotjes van het kistje en haalde voorzichtig een zorgvuldig ingepakt pakketje uit. Zachtjes opende het katoenen doekje, haalde er een hele mooie mammoetparel uit, en legde die voorzichtig in de hand van de missionaris. Het was een van de grootste parels die ooit was gevonden langs de kusten van India, en het glansde met een schittering die nog nooit in gecultiveerde parels was gezien. Het zou een fabelachtig bedrag op welke markt dan ook hebben opgebracht.

Een kort moment was de missionaris sprakeloos en staarde betoverd naar de parel. Toen riep hij uit: “Rambhau, wat een parel!”


“Deze parel, Sahib, is perfect,” antwoordde Rambhau stilletjes. De missionaris keek op en kreeg ineens een heel nieuwe gedachte: Was dit niet de gelegenheid waar hij al zo lang voor had gebeden, om Rambhau de waarde van Christus’ offer te laten zien?

Dus zei hij gedecideerd “Rambhau, dit is een wondermooie parel, ongelooflijk gewoon. Laat me hem van je kopen. Ik geef je er tienduizend dollar voor.”

“Sahib, wat bedoel je?”

“Oke, dan geef ik je er vijftienduizend dollar voor, of nog meer als het moet. Ik zal er voor werken.”

“Sahib,”zei Rambhau ontsteld, “aan deze parel kun je geen prijs verbinden! Niemand ter wereld heeft geld genoeg om te betalen wat deze parel mij waard is. Op de markt kan een miljoen dollar hem nog niet betalen. Ik wil hem je niet verkopen. Ik geef hem je.”

“Nee Rambhau, dat kan ik niet accepteren.

Hoe graag ik de parel ook wil, ik kan hem op deze manier niet aannemen.

Misschien ben ik dan trots, maar het is te makkelijk. Ik moet hem betalen, of er voor werken…”

De oude duiker was verbijsterd. “Je begrijpt er niets van, Sahib. Zie je het dan niet? Mijn enige zoon heeft zijn leven gegeven voor deze parel, en ik wil hem voor geen geld ter wereld verkopen. Ik kan hem niet verkopen…ik geef hem jou. Accepteer het alsjeblieft als een teken van mijn liefde en genegenheid voor jou.”

De missionaris moest slikken en voor een kort moment kon hij niets uitbrengen. Toen greep hij de hand van de oude man. “Rambhau”, sprak hij zachtjes, “zie jij het zelf niet? Wat ik net tegen jou zei, dat zeg jij al jaren tegen God.”

De duiker keek lang en onderzoekend naar de missionaris en langzaam, heel langzaam begon hij het te begrijpen. “God geeft jou het offer van verlossing gratis, en voor niets”, vervolgde de missionaris. “Het is zo groot en van onschatbare waarde dat geen man ter wereld het kan kopen. Miljoenen dollars zijn te weinig. Niemand is goed genoeg om het te verdienen.

Het kostte God het leven van Zijn zoon om jou toegang te verschaffen tot het eeuwig leven, samen met Hem.

In geen miljoen jaar, of duizend pelgrimsreizen zou jij deze toegang kunnen verdienen. Het enige dat je, als zondaar, kan doen, is het accepteren als een teken van Gods liefde en genegenheid voor jou.

Lieve Rambhau, natuurlijk wil ik deze parel accepteren in die dankbaarheid, bidden tot God dat ik jouw liefde waardig mag zijn. Maar, wil jij ook niet Gods geschenk van de hemel aan jou, in diepe dankbaarheid accepteren? Wetende dat het Hem het leven van Zijn Zoon heeft gekost om jou te redden?”

Tranen rolden over de wangen van de oude man. Beetje bij beetje werd de sluier verder opgetild. “Sahib, ik zie het nu. Ik geloofde eigenlijk al een aantal jaren in Gods Woord, maar dat van Jezus…dat kón ik gewoon niet geloven. Ik begreep het niet. Nu wel.

Sommige dingen zijn niet met geld te betalen of te verdienen. Sahib, ik ga toch maar niet naar Delhi…….”

Joh. 3:16 “Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft,  opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft“.

Dàt is nu het goede nieuws, dàt is het Evangelie en dáárom vieren we kerstfeest!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Meer informatie over hoe uw reactiegegevens worden verwerkt.