Oudsten en gezag

Scripture – 1 Korinthe 9:1-2, 15 “Ben ik niet vrij? Ben ik geen apostel? Heb ik niet Jezus, onze Here, gezien? Zijt gij niet mijn werk in de Here? Indien ik voor anderen geen apostel ben, voor u toch zeker wèl; want het zegel op mijn apostelschap zijt gij in de Here – Ik voor mij heb hiervan echter niet het minste gebruik gemaakt. Dit schrijf ik echter niet, opdat het zo op mij toegepast zou worden, want het ware mij beter te sterven dan – neen, mijn roem zal niemand verijdelen!


Observation – Paulus’ gezag op grond van zijn bediening als apostel werd klaarblijkelijk in twijfel getrokken op zo’n manier dat hij zich genoodzaakt voelt hier op te reageren. Hij maakt duidelijk dat hij door de Here Jezus zelf tot deze bediening is geroepen als kenmerk van zijn apostelschap. 

In de verzen 3-14 maakt hij duidelijk dat hij op grond daarvan dezelfde rechten zou kunnen doen gelden als de overige apostelen. En vanaf vers 15 geeft hij aan van al deze rechten op geen enkele manier gebruik te hebben gemaakt. Niet om zich hierop te beroemen, maar terwille van degenen die zich door uitingen van roem zouden laten tegenhouden om het evangelie aan te nemen.
In de rest van het hoofdstuk benadrukt hij de onzelfzuchtigheid waarmee hij het evangelie verkondigd, en wederom niet om hier trots op te lopen doen, maar om aan te geven dat hij Jezus’ voorbeeld volgt en nederigheid bovenaan stelt.
Application – Hoe gaan wij om met onze ‘rechten’? Zelf heb ik geleerd dat ‘in je gezag gaan staan’ om iets gedaan te krijgen niet werkt wanneer dat gezag op positie is gebaseerd. 
Gezag en autoriteit komen altijd van God. En ze hebben ook te maken met de erkenning en het respect van anderen. Bevestiging door God volgt op roeping in dat gezag, of in je bediening.
Maar wanneer anderen het gezag niet erkennen – door onwil of onwetendheid – wordt in hun leven de heilzame door God bedoelde uitwerking van dat gezag niet werkzaam.
En hoe vaak zien we niet dat christenen in onze gemeentes zich niet bewust zijn van het feit dat zij, puur door lid van de gemeente te zijn geworden, zich daarmee onder het geestelijk gezag van de oudsten hebben gesteld?
Een prachtig Schriftgedeelte hierover vinden we in de eerste brief van Petrus.
Eerst aan de oudsten: “De oudsten onder u vermaan ik dan als medeoudste en getuige van het lijden van Christus … hoedt de kudde Gods, … niet als heerschappij voerend over hetgeen u ten deel gevallen is, maar als voorbeelden der kudde” (1 Petrus 5:1-3).
Dan aan de gemeenteleden: “Evenzo gij, jongeren, onderwerpt u aan de oudsten. Omgordt u allen jegens elkander met nederigheid, want God wederstaat de hoogmoedigen, maar de nederigen geeft Hij genade” (1 Petrus 5:5).
Wil dat zeggen dat we ons moeten neerleggen bij alles wat de oudsten zeggen? Het antwoord op die vraag is “Ja, dat moet“. Pas als zij zaken zeggen of doen die niet stroken met wat de schrift zegt dan mogen we hen daar op aanspreken. Dan is het hun verantwoording wat zij daarmee doen. 
Paulus pakt die verantwoordelijkheid hier en beschrijft hoe zijn bevoegdheid tot stand is gekomen.

Prayer – Vader dank U dat alle macht, alle gezag en alle autoriteit uiteindelijk van U afkomstig is. Help ons om te gaan met het misbruik dat daar soms ook van wordt gemaakt Heer, en waar onrechtvaardigheid door wordt veroorzaakt. Maar vooral Vader, help ons om ons te scharen onder het geestelijk gezag van oudsten die U zelf hebt geroepen en over ons in de gemeente hebt aangesteld!


Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Meer informatie over hoe uw reactiegegevens worden verwerkt.