Laodicea: lauwe hap, onverschilligheid

Inleiding
De zevende brief wordt geadresseerd aan Laodicea. Laodicea was een rijke handelsstad, vlak bij Kolosse en Hiërapolis waat ook christelijke gemeenten waren ontstaan. aan een knooppunt van wegen in het dal van Lycus.
Schrijf aan …
En schrijf aan de engel van de gemeente in Laodicea: Dit zegt de Amen, de getrouwe en waarachtige Getuige, het begin van Gods schepping:
In dit “Schrijf aan” vinden we geen aansluiting bij het 1:12-20, misschien een teken dat de afstand tussen deze gemeente en de Here Jezus groot was geworden. Wat we vinden is “de Amen” en “de getrouwe en Waarachtige Getuige“, een dubbele uitdrukking die in hoofdstuk 1:5-6 ook wordt gebruikt. En zoals eerder uitgelegd:

Het woord “Amen”, dat aan het eind van vers 6 en aan het eind van vers 7 wordt gebruikt komt zo’n vijftig keer voor in het Nieuwe Testament. Het betekent “zo is het”, “waar”, “betrouwbaar”. Aan het einde van vers 7 staat het eigenlijk zowel in het Grieks (“nai”, wat wordt vertaald met “ja”) en in het Hebreeuws (“Amen”). Dit woord heeft een diepe betekenis wanneer we kijken naar de samenstellende letters. A voor “Adonai” of “Heer”, M voor “Mèlèch” of “Koning” en N voor “nè’èman” of “betrouwbaar, trouw”. Dan wordt uitgedrukt “de Heer, onze Koning is betrouwbaar”. Amen is zo bezien een oproep om op de Heer te vertrouwen. Het is ook een geloofsbelijdenis in één woord: wij erkennen God als onze Heer, Hij is onze Koning, Hij is betrouwbaar!
De uitdrukking “het begin van Gods schepping” wil niet zeggen dat de Here Jezus geschapen zou zijn, maar dat Hij de Eerstgeborene, de Voornaamste is onder al wat bestaat, en dat Hij mee aan het begin van de schepping heeft gestaan, zie ook Johannes 1:1-5.
Ik ken uw werken …
…, en weet dat u niet koud en niet heet bent. Was u maar koud of heet! Maar omdat u lauw bent en niet koud en ook niet heet, zal Ik u uit Mijn mond spuwen. Want u zegt: Ik ben rijk en steeds rijker geworden en heb aan niets gebrek, maar u weet niet dat juist u ellendig, beklagenswaardig, arm, blind en naakt bent.
Geen complimenten voor deze gemeente. Met een toespeling op de water-situatie van de stad maakt Jezus dit duidelijk door een parallel te trekken met de geestelijke situatie van deze gemeente. In de nabijgelegen stad Hiërapolis lagen namelijk hete, geneeskrachtige bronnen, en in Kolosse lagen verfrissende, zuivere, koude bronnen. Met een kostbaar aquaduct werd heet water aangevoegd maar dit kwam lauw en onsmakelijk in de stad aan. En lauw water gold als onbruikbaar. Het water van de rivier de Lycus was ook al niet al te best. Laodicea zelf had alleen maar vies, kalkhoudend misselijk makend water.
Nu noemt Jezus de gemeente net als dit water misselijkmakend. Nog liever dan een lauwe, zou Hij een koude gemeente zien. Onverbloemd zegt Hij dat Hij de gemeente in Laodicea net zo walgelijk vindt als het lauwe water. Het is vrijwel ondrinkbaar. Deze typering beduidt dat de gemeente niet aan haar doel voldoet. Met “uit Mijn mond spuwen” wordt een vlijmscherp oordeel gegeven: een dreigende radicale verwerping. Net als in Sardes, maar daar was nog een kleine minderheid over, en daar lezen we hier niet over.
Nu wordt de reden van dit harde oordeel uitgewerkt. De stad kent een zelfvoldaanheid als gevolg van haar rijkdom. Ze weigerde hulp uit Rome bij de wederopbouw na een aardbeving omdat ze dacht dit zelf wel te kunnen bekostigen. Helaas blijkt dat de gemeente deze trotse houding heeft overgenomen! Ze denkt dat ze ‘rijk’ genoeg is om zonder Gods hulp te kunnen, geformuleerd in lijn met Hosea 12:9. Jezus prikt door die buitenkant heen en wijst op de geestelijk noodsituatie die er achter ligt: de gemeente is “ellendig, beklagenswaardig, arm, blind en naakt“.
Maar Ik heb tegen u …
Deze woorden komen in deze brief niet voor, maar er is onder “Ik ken uw werken” is er al voldoende gezegd. 
Raadgevingen / bemoediging
Ik raad u aan dat u van Mij goud koopt, gelouterd door het vuur, opdat u rijk wordt, en  witte kleren, opdat u bekleed bent en de schande van uw naaktheid niet openbaar wordt. En zalf uw ogen met ogenzalf, opdat u zult kunnen zien. Ieder die Ik liefheb, wijs Ik terecht en bestraf Ik. Wees dan ijverig en bekeer u. Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop. Als iemand Mijn stem hoort en de deur opent, zal Ik bij hem binnenkomen en de maaltijd met hem gebruiken, en hij met Mij.
Tegenover de armode stelt Jezus goud, tegenover de blindheid ogenzalf, en tegenover de naaktheid witte kleding. De zaken die Hij aanbiedt sluiten nauw aan bij wat de stad in werelds opzicht juist had vergaard. De Here Jezus verklaart deze wereldse zaken voor waardeloos tegenover wat hij aanbiedt. De gemeente mag het niet meer van haar eigen kracht verwachten, maar moet zich op Jezus verlaten.
Het geestelijk goud, dat door vuur gelouterd is staat voor het waarachtige geloof vanuit een zuiver, nieuw hart.
De witte kleding staat tegenover de op dat moment in de stad geproduceerde kleding van de wol van zwarte schapen die niet gebleekt werd, zodat zwart de modekleur was. Deze zwarte kleding wordt door Jezus als naaktheid bestempeld. De betekenis van witte kleding is in de afgelopen blogs al aan de orde geweest.
In de stad Laodicea was een beroemde medische opleiding gevestigd waar ook geneesmiddelen werden gemaakt, waaronder waarschijnlijk ook ogenzalf. Maar de geestelijke blindheid van de gemeente kan allen worden genezen door verlichting met de Heilige Geest. Alleen zo kan de gemeente inzicht krijgen in haar eigen deplorabele toestand!
Na al deze harde en waarschuwende woorden is het zeer bijzonder dat we de Here Jezus toch over Zijn liefde voor deze gemeente horen spreken! Wie Hij liefheeft bestraft en tuchtigt Hij. Het woord “dan” in “weest dan ijverig en bekeert u” geeft het verband aan van de verandering die in de gemeente moet plaatsvinden naar de liefde van Jezus. Zijn liefde moet hun motivatie zijn!
De Here Jezus legt de gemeente uit dat ze Hem hebben buitengesloten. Hij staat buiten aan de deur te kloppen. Nu moet je weten dat het in die tijd te doen gebruikelijk was dat de Romeinse overheersers op elk moment inkwartiering konden eisen en afdwingen. Dit riep uiteraard veel weerstand op. Jezus maakt duidelijk dat Hij dat niet doet. Hij wacht tot Hij wordt binnengelaten! Maar het betekent wel dat Hij buiten staat! De gemeente kon het immers allemaal zelf…
Bekering betekent hier voor hen dus: Jezus opnieuw binnenlaten.
En als dat gebeurt zal Hij binnenkomen en maaltijd houden met hen, en zij met Hem. Dan is de intimiteit hersteld, een maaltijd met elkaar houden was immers een daad van betrokkenheid bij elkaar. Het kan ook betrekking hebben op het avondmaal, waar de Here dus niet (meer) bij was. Als de gemeente Hem weer binnenlaat kunnen ze pas weer écht avondmaal vieren!
Wie overwint … 
…, zal Ik geven met Mij te zitten op Mijn troon, zoals ook Ik overwonnen heb, en Mij met Mijn Vader op Zijn troon gezet heb.
Wederom wordt afgesloten met de belofte dat als we overwinnen, we met Hem op de troon mogen zitten en met Hem meeregeren.
Wie oren heeft … 
“…, laat hij horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt.
Zie de brief aan Smyrna.
Prayer – Vader dank U voor Uw uitvoerige waarschuwingen. Dank U dat U ons aanspoort om dicht bij U te blijven. Wil ons helpen Heer, om niet lauw te worden, niet in eigen kracht te wandelen, maar dicht bij U te blijven. 
AMEN! De Heer is onze Koning, Hij is betrouwbaar!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Meer informatie over hoe uw reactiegegevens worden verwerkt.