In de Heidelbergse Catechismus staat een vraag (nummer 60) met een prachtig antwoord.
De vraag luidt: “Hoe zijt gij rechtvaardig voor God?“
En het beschreven antwoord is:
“Alleen door een waar geloof in Jezus Christus;
alzo dat, al is het dat mij mijn geweten aanklaagt,
dat ik tegen al de geboden van God zwaar gezondigd en geen daarvan gehouden heb,
en nog steeds tot alle boosheid geneigd ben, …“
Dat begint wat zwaar hè? Dat zonde-besef zijn we een beetje verleerd in onze evangelische kringen. Ook wat dat betreft mogen we af en toe wel eens omkijken naar onze reformatorische wortels. Maar het antwoord gaat door en wordt onverwacht evangelisch van toon, lees maar mee:
“… nochtans God,
zonder enige verdienste mijnerzijds, uit louter genade
mij de volkomen
– genoegdoening,
– gerechtigheid en
– heiligheid van Christus
schenkt en toerekent, evenals had ik nooit zonde gehad noch gedaan,
ja, als had ik zelf al de gehoorzaamheid volbracht,
die Christus voor mij volbracht heeft,
in zoverre ik zulke weldaad met een gelovig hart aanneem.“
Nou, is dat mooi of niet? We kunnen nog best wat leren uit die oude geschriften, al was het maar dat ze ook toen al heel goed wisten wat genade was!