Sardes: Ontwaak! Sta op uit de doden!

Inleiding
De vijfde brief wordt geadresseerd aan Sardes. Sardes is vanouds een stad met legendarisch rijkdom en een roemrijke geschiedenis. Het was de oude hoofdstad van het gebied met de zeven steden. Van die oude glorie was weinig meer over ten tijde van het schrijven van deze brieven in Openbaring. Net als deze stad is ook de daar gevestigde gemeente in verval geraakt.
Schrijf aan …
En schrijf aan de engel van de gemeente in Sardis: Dit zegt Hij Die de zeven Geesten van God heeft en de zeven sterren:
In elk “Schrijf aan” vinden we een echo van de beschrijving uit hoofdstuk 1. In dit geval presenteert Jezus Zich als “Hij Die de zeven Geesten van God heeft en de zeven sterren“. Hij is het, met andere woorden, Die de gemeenten door Zijn Heilige Geest bestuurt – in Zijn handen heeft.

Ik ken uw werken …
…, en weet dat u de naam hebt dat u leeft, maar u bent dood. Wees waakzaam en versterk het overige dat dreigt te sterven, want Ik heb uw werken niet vol bevonden voor God.
Deze gemeente wordt niet geprezen. Jezus kent de werken van deze gemeente. Haar reputatie is goed (“dat u leeft“), maar van binnen klopt er niks meer van (“maar u bent dood“). In de brief aan deze gemeente vinden we geen aanwijzingen voor vervolging en ook niet voor de aanwezigheid van dwaalleringen. Dat komt waarschijnlijk doordat de gemeente dood is. De satan heeft hier zijn doel bereikt, verdere aanvallen zijn niet meer nodig. De gemeente heeft geen invloed meer op haar omgeving en kan – voor hem – gerust worden afgeschreven.
Maar Jezus geeft het niet zo snel op! Er is een overblijfsel. De dode wordt tot leven geroepen, vergelijk Efeze 5:14 “Ontwaak u die slaapt en sta op uit de doden, en Christus zal over u lichten“. De woorden “wees waakzaam” zijn een toespeling op de geschiedenis van de stad, die bekend stond als een onneembare vesting. Ondanks dat was zij tot twee maal toe ingenomen doordat de wacht niet goed oplette. Een dergelijke inname (maar nu geestelijk) bedreigt de gemeente. Maar het is nog niet te laat. Gelukkig zijn er mensen die – geestelijk – nog leven. Ze staan wel op het punt om te sterven en moeten in hun bedreigde geestelijk leven worden versterkt. Dat betekent dat hun geloof weer sterk moet worden vastgemaakt aan het fundament dat Jezus is.
De vaststelling dat de gemeente “dood” is wordt nu uitgelegd. Haar werken zijn “niet vol bevonden voor God“. Het woord “bevonden” duidt op onderzoek. Jezus kent de situatie precies, en stelt vast dat de werken die dan nog gebeuren, horizontalistische werken zijn, werken vanuit het vlees, waarbij de gerichtheid op God ontbreekt. Men doet deze werken voor zichzelf, of op zijn best terwille van de reputatie van de gemeente.
Maar Ik heb tegen u …
Deze woorden komen in deze brief niet voor. Onder “Ik ken uw werken” is er echter wel voldoende aandacht aan besteed!
Raadgevingen / bemoediging
Bedenk dan hoe u het hebt ontvangen en gehoord, en houd het vast en bekeer u. Als u dan niet waakzaam bent, zal Ik bij u komen als een dief en u zult beslist niet weten op welk uur Ik bij u zal komen.” 
Hier wordt de weg terug omhoog weer gewezen. Het “het” dat ontvangen is, duidt uiteraard op het Evangelie. Dezelfde woorden worden gebruikt als bij Thyatira: “houdt vast wat u hebt” (2:25) en bij Efeze (2:5). Het deel over de dief en de onwetendheid over het tijdstip refereert weer aan de geschiedenis van de stad.
“Maar u hebt ook in Sardis enkele personen die hun kleren niet bevlekt hebben, en zij zullen met Mij wandelen in witte kleren, omdat zij het waard zijn.
Sardes had als stad in die tijd een reputatie van zondigheid en interne verdeeldheid. Tegenover de vervuilde meerderheid worden nu mensen geplaatst, mensen die Jezus kent, die hun klederen nog niet hebben laten vervuilen. De witte klederen zijn een toespeling op de plaatselijke textielindustrie, en het feit dat ze als wit worden aangeduid wijst in de context op reinheid en heiligheid. 
Wie overwint … 
…, zal bekleed worden met witte kleren en Ik zal zijn naam beslist niet uitwissen uit het boek des levens, maar Ik zal zijn naam belijden voor Mijn Vader en voor Zijn engelen.
De belofte die in deze brief aan de overwinning wordt gekoppeld bestaat in drie onderdelen die bijna hetzelfde betekenen.

Als eerste de witte klederen, deze zijn hiervoor al gedeeltelijk verklaard als symbool voor rein en heilig leven, hier ligt de betekenis meer in een andere richting.  In de Romeinse wereld staan witte kleren voor iemand die een overwinningstocht loopt. “zij zullen met Mij wandelen in witte kleren” is dan een belofte van het mogen delen in Christus’ overwinning! Dat zij het waard zijn is niet hun eigen verdienste, maar wel een indicatie dat zij dicht bij de Heer zijn gebleven.

Het tweede deel gaat over dat de naam van de gelovige niet zal worden uitgewist uit het boek des levens. Een beeld dat wordt gebruikt voor het behouden zijn, dat hij zeker mag zijn van zijn eeuwig heil.
En omdat het overblijfsel Zijn naam is blijven belijden, zal ook Jezus de naam van de gelovige belijden voor Zijn Vader en Zijn engelen.
Zo eindigt deze brief toch hoopvol.
Wie oren heeft … 
“…, laat hij horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt.
Zie de brief aan Smyrna.
Prayer – Vader dank U voor Uw Woord, Here Jezus, dank U voor Uw trouw aan het overblijfsel! Dank U Jezus dat U onze naam wilt blijven belijden voor de Vader. Dank U dat U ons bekleedt met witte klederen van reinheid en heiligheid en dat wij geschreven zijn en blijven in het Boek des Levens!
AMEN! De Heer is onze Koning, Hij is betrouwbaar!

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Meer informatie over hoe uw reactiegegevens worden verwerkt.